Gelukkig zijn de levens waarin ook het ongeluk een plek heeft, zo betoogt de Belgische psychiater en hoogleraar Dirk de Wachter (1960). In oktober verschijnt zijn boek De kunst van het ongelukkig zijn. Een gesprek over malheur, betekenisvol bestaan en het kleine goede.
Door Lieke van den Krommenacker
Foto Leen Wouters Fotografie
Onlangs gaf u een lezing in Groningen. U zei: een gelukkig leven is een zinvol leven. Hoe bepaal je wat een zinvol leven is?
‘Dat is natuurlijk voor iedereen anders, maar ik denk altijd dat het te maken heeft met de Ander, met een grote A, zoals ik het altijd zeg. Zinvol leven is samenleven, uit de ikkigheid treden naar iemand anders toe en kunnen zorgdragen voor een ander. Daar heeft een zinvol bestaan in heel veel verschillende betekenissen mee te maken. Het kleine goede doen. De zinvolheid van het leven gaat niet altijd over grootse plannen. Wezenlijkheid is vaak heel onzichtbaar en klein. Daarin zit de essentie. Een blik die vluchtig is en door niemand wordt opgemerkt. Wie ze wel opmerkt, maakt het verschil. Iemand anders gelukkig maken, maakt onszelf ook gelukkig.’
Kunnen we het de mens kwalijk nemen dat hij naar geluk streeft?
‘Ik ben natuurlijk niet tegen geluk, maar de invulling van geluk is heel vlug een invulling van een soort ledig genieten, een zinloze leukigheid. Daar wil ik toch wel wat vraagtekens bij plaatsen. Het ware geluk schuilt in een meer fundamentele, altruïstische vorm dan het zitten in een bubbelbad met een glas champagne, net zo lang tot onze huid verrimpelt.’
U pleit voor het leren verdragen van enig ongeluk in het leven.
‘Ja. Onze maatschappij zet zo in op succes, op sterk zijn, slim, mooi, wit, sexy en al die dingen. Dat is ook de illusie die heel erg op nieuwe media in stand wordt gehouden. Maar zo is het leven niet. We zijn toch allemaal wat minder fantastische dan we willen zijn. Elke dag multiple orgasmes, zeg ik altijd, dat is toch vermoeiend. We moeten soms toch een beetje rusten om er daarna weer meer van te kunnen genieten. Mijn stelling is dat het juist de downs zijn die ons verbinden. Het is in de lastigheid van verdriet dat we elkaar nodig hebben en waar de ware banden van nabijheid en liefde worden gesmeed. Veel meer dan samen op een fantastisch eiland zitten, zit de waarachtige verbinding tussen mensen in het samen kunnen tranen delen. Ja, dat denk ik nou allemaal.’
U roept ook op tot elkaar vaker vastpakken, in plaats van elkaar smileys te sturen op Facebook. Toch ervaren veel mensen troost en steun van hun contacten op sociale media. Hoe kijkt u daar tegenaan?
‘Ik ben niet tegen nieuwe media, integendeel, ik moet dat goed nuanceren. Ik gebruik ze ook om contact te leggen. Ik heb graag een mailtje van een patiënt die niet buiten durft te komen. Maar als het gaat over verdriet en moeilijkheden, wil ik de tranen in iemands ogen zien. Dat blijft nog altijd het ultieme menselijk contact. Sociale media kunnen dat faciliteren, maar moeten het echte contact niet in de weg staan. Er zijn veel jonge mensen die zich inbunkeren in kleine kamers achter een scherm. Dat afschermen, daar wil ik voor waarschuwen. Bij mijn lezingen ga ik ook niet op honderd meter afstand vragen beantwoorden, maar de zaal in om mensen in de ogen te kijken. Zoals popster Nick Cave dat doet bij zijn concerten. Iedereen zegt dat ik op hem lijk, dus ik begin er zelf maar over. Ja, het is wonderlijk hoe die man mij steeds meer is gaan beginnen imiteren. Ik moet ‘m toch eens dringend spreken, vragen waar hij mij gezien heeft.’
In uw boek komt het Griekse onderscheid tussen de chronos-tijd en de kairos-tijd aan bod: de objectieve kloktijd en de subjectieve innerlijke tijdbeleving. U zegt: het helen van verdriet kan niet in een tijdsbestek worden gegoten. Hoe moet dit besef doordringen tot in de hoofden van politici en beleidsmakers?
‘Ik denk dat de omslag bottom upmoet gebeuren. Dat het niet de minister van Volksgezondheid alleen moet zijn die zegt: vanaf nu moet iedereen één keer per dag een beetje tijd moet maken voor zijn buurman. Dat gaat niet lukken. Maar als ik een lezing geef in een zaal van vijfhonderd mensen en er zijn vijf mensen die het wel doen, dan is mijn missie geslaagd. Ik geloof dat gewone mensen met gewone dingen wat kunnen veranderen. Het kleine goede is van alle tijden en is altijd weer opnieuw nodig om de machtsstructuren te corrigeren. Omdatstructuren, hoe goed bedoeld ook, altijd dreigen te ontmenselijken en abstraheren. Naarmate wij opstijgen in de macht, wordt het wat meewariger met luisteren. Dan applaudisseert men zeer krachtig na mijn lezing en zegt: goed gedaan mijn vriend, amai, dat is mooi. En dan gaat men naar de raad van bestuur om te stemmen over het budget, waarna de zaken hetzelfde voortgaan. Dat ontneemt mij toch niet de moed. De macht moet steeds weer opnieuw bijgestuurd worden door kleine menselijke handelingen.’
Ziet u weleens wat terug van het effect van uw woorden?
‘Zeker. Ik krijg ontzettend veel e-mails van mensen die mij ergens gehoord hebben en die getroffen zijn en zeggen: ik heb dit en ik heb dat gedaan, vindt u dat goed, en dat vind ik dan altijd goed. Het zijn dikwijls kleine bescheiden zaken. Dat doet mij veel plezier. Ik vind het ook ambetant dat ik zo weinig tijd heb om dat nog meer te ondersteunen. Ik zou heel graag zeggen: ik kom langs, ik kom u bezoeken, ik wil dat zien. Maar ik heb ontzettend veel werk, ik werk in een psychiatrisch ziekenhuis, ben betrokken bij onderzoek, werk aan huis. Ik ben blij dat ik af en toe tijd heb om mensen te antwoorden en te zeggen: veel moed, doe zo voort. Al die berichten geven mij veel moed om mijn missie verder te zetten.’
Het kleine goede doen, je met anderen verbinden, elkaar vastpakken. Het klinkt allemaal zo logisch en eenvoudig.
‘Ja, mijn vrouw zegt dat ook. Soms zit ze in de zaal en denkt ze: kijk, dat is allemaal zo gewoon wat mijn man hier ligt te zeggen. Ze ziet mij graag hoor, maar ze vindt het toch allemaal niks speciaals eigenlijk. Waarschijnlijk is dat ook waarom het aanspreekt. Ik zeg niks wereldschokkends, ben geen nieuwe filosoof die allemaal nieuwe dingen zegt. Ik ben een heel gewoon mens, hoor. Maar blijkbaar moet het toch een professor zijn die heel gewone dingen zegt die heel gewone mensen denken en dat het dan geruststellend is dat ze gedacht mogen worden.’
Waarom vinden we het toch zo moeilijk om wat we denken ook te doen?
‘Dat is het leven. We vinden dat we meer tijd moeten maken en we doen het niet. Maar ja, We moeten toch maar blijven proberen hoopvol voort te gaan, te blijven struikelen en foefelen in het moeras.’
Verschenen op www.haweek.nl, 12 september 2019