IGQVJYUTRBNFQzZ634hgdf83hjdj2AzZAtS2FBdVhNRG5tYlR6bkxmYlJVRUNkZA3FoZAUFHa0puVTM5OVY0dUMzcFl2bTVLRlZAyeEVKNllDYjQtNTBKaEFaa1BRSE9XQ1JTQUJ0NjdvbV85ZAFBfdXFSTlRB
cultuurjournalist | verhalenverteller

Verslag uit Berlijn: Een stad om mee te dansen

Dankzij een uitwisselingsprogramma voor journalisten en mocht ik in 2015 twee maanden voor de Duitse krant Der Tagesspiegel in Berlijn werken. In die tijd schreef ik ook een aantal blogs voor de website van Dagblad van het Noorden. Deze verscheen op 28 maart.

Het begon al ver voor ik naar Berlijn vertrok: ik veranderde in een hamster. Ik vrat en vrat, stopte mijn wangen vol met informatie om in de grote stad te kunnen ’overlenteren’. Ik zocht naar de beste boeken, fictie en non-fictie, de mooiste musea, kerken, kathedralen, de vele top tiens van leukste cafe’s, clubs (want hé, het is Berlijn, daar hoor ik ze leuk te vinden), restaurants. En ontbijttentjes. En lunchcafé’s – want dat, lunchen en ontbijten, zijn belangrijke zaken in het leven van een Berlijner. Vooral in het weekend, dan eet je uitgebreid buiten de deur.

Lievelingsstad

Zo reisde ik af naar mijn Europese lievelingsstad. Met weinig materiële bagage (een verademing), maar een hoofd vol dingen-die-ik-absoluut-gezien-gedaan-geproefd-geroken-gehoord-moest-hebben. Lijstjes in mijn agenda, mijn Berlijnmoleskine, mijn telefoon, mijn e-mail. Eenmaal in Berlijn groeide de lijst. Niet gestaag, maar uit de klauwen. Ik informeerde bij vrienden, bekenden, speurde op Twitter en op Facebook. Ik schreef me in voor nieuwsbrieven, die me dagelijks digitaal van ‘geheimtips’ voorzagen: nog meer (vlooien)markten, feestjes, tentoonstellingen, lezingen en wat al niet meer om te bezoeken.

Het onvermijdelijke gevolg: vervuiling. Van mijn brein en van mijn blik. Nog voor mijn eerste weekeinde aanbrak, had ik het gevoel vooral veel gemist te hebben. Behalve dan het gevoel dat ik elke vrije minuut, nee, secónde, moest benutten om iets van de rijke cultuur en geschiedenis mee te krijgen – ja, dat sentiment overweldigde me. Wat nou op vrijdagavond met een boek in bed, na een intensieve werkweek waarin ik me niet alleen in een andere omgeving, maar ook in een andere taal had bewogen? Niks er van.

Eropuit

Ik moest eropuit. Kunst kijken op een expositieopening in een Hinterhaus, obscure bandjes zien optreden in verstopte kroegen, dansen in Berlijns beruchtste club Berghain, het licht zien worden aan de Spree en ontbijten aan de voet van de Bundestag. Onderdompelen, dat was het devies.

Het duurde een dikke week, voor ik deze angst voor alles wat ik missen zou, kon loslaten. Anderhalve week, waarin ik niet in staat was de stad me te laten overkomen. Waarin ik, nauwelijks geland, verdronk in de ontelbare keuzes die Berlijn me bood. Anderhalve week die leidde tot permanente onrust en besluiteloosheid. Goddank fietste ik elke dag langs de Berliner Dom, het Holocaustmonument en Checkpoint Charlie naar of van werk – daar zijn weinig keuzes voor nodig.

Het Konzerthaus Berlin

Alleen beweging

Nee, dit was geen extend version van een weekend Berlijn zoals ik ze beleef met vriendin H., met wie ik in 2010 na een eerste bezoek eeuwig trouw beloofde aan de stad: elk jaar naar Berlijn tot we dood zijn. Een gelukkig huwelijk, dat zeker. Maar deze tijdelijke verhuizing is van andere aard. Dit is iets van een leven opbouwen in een stad zonder handleiding. Berlijn kent geen begin, geen eind, alleen beweging. Een stad die verleidt om altijd mee te dansen, tot de nacht in de dag verdwijnt en andersom. En die je, als je niet oppast, uit de bocht kan doen vliegen.

Mijn eerste dans begon in het Konzerthaus. Nog geleid door totale onrust en mis-angst, kocht ik in een kaartje voor een concert The Capital Dance Orchestra, een Duitse big band met blazers en strijkers, die voor de gelegenheid optrad met het Berlijnse ‘Rapkollektiv’ Puppetmastaz. De avond, onderdeel van het Mythos Berlin Festival, beloofde een ode aan de roaring twenties, inclusief ‘ironisch-pathetischen Rap-Puppentheater’. Een prima manier om mijn vrees te overwinnen en me in de grote Berlijnse wonderwereld te wagen, leek me. Een goede voorstelling om niet te missen bovendien. Ik. Kon. Dit.

Witte wijn en absintlollies

En warempel, zo bleek. Betrad ik aanvankelijk nog aarzelend de trappen van het stijlvolle, classicistische gebouw; eenmaal binnen bestond er niets anders meer dan kroonluchters, kokerrokken, clochehoeden en bobs. En muziek. Dit was Bohème Sauvage op zijn best. Ik laafde me aan witte wijn en absintlollies, liet me gewillig meevoeren door de onophoudelijk glimlachende danspaartjes en de fijne klanken van dertien begenadigde muzikanten.

De trap naar het Konzerthaus Berlin

Een paar uur later stond ik weer buiten. Op een doodgewone vrijdagavond, met Berlijn aan mijn voeten. De klok sloeg middernacht, het was tijd om de metro te pakken. Naar huis.